Geschreven door Lucas Lieverse

LexIQ B.V. ontwikkelde met de Erasmus Universiteit software voor kwantitatieve analyse van (gepubliceerde) jurisprudentie. Analyse daarvan toonde duidelijke verschillen tussen rechtbanken. Daarover schreven dagblad Trouw en de Volkskrant deze week. Het nieuws? Vonnis verschilt per rechtbank en per rechter. De suggestie? Als je kunt kiezen, kies dan de rechter bij wie je de meeste kans op succes hebt. Ik plaats in dit artikel vraagtekens bij de interpretatie van de data. Mede daarom pleit ik voor meer aandacht voor legal data science in juridische (beroeps-)opleidingen.

Juristen moeten meer weten van legal data science. Een pleidooi.

Aanleiding

‘Vonnis kan per rechtbank verschillen’ en ‘Juridische databank laat zien: zoveel rechters, zoveel uitspraken’, kopte Trouw op 26 augustus 20191. De Volkskrant volgde een dag later met een artikel waarin staat: ‘Rechtbanken in Nederland vonnissen heel verschillend in arbeidsrechtelijke zaken. Zo krijgen werkgevers in een geschil met een werknemer voor de rechtbank in Den Bosch in 83 procent van de gevallen gelijk. In Amsterdam is dat 58 procent.’2 Het artikel meldt verder dat een woordvoerder van de Raad voor de rechtspraak heeft gezegd dat verschillen tussen rechters altijd zullen bestaan. ‘Rechtspreken is mensenwerk. … Maar als de verschillen zo groot zijn, dan is er werk aan de winkel’.

Op basis van het ‘gegeven’ dat werkgevers door de rechtbank Oost-Brabant vaker in het gelijk werden gesteld dan door de rechtbank Amsterdam, wordt in het artikel in Trouw gesteld dat het zin kan hebben voor een werkgever om de zaak voor te leggen aan de rechtbank Oost-Brabant (als de werknemer aldaar woont). In de Volkskrant zegt de directeur van LexIQ zelfs dat advocaten de verschillen tussen rechters handig uitbuiten: ‘Op elk advocatenkantoor liggen lijstjes van met welke zaken je bij welke rechter moet zijn’.

Inleiding

In de ‘database’3 zijn de op rechtspraak.nl gepubliceerde uitspraken waarin ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd verzocht opgenomen. In een dashboard zijn inzichten uit analyse van de (geselecteerde) uitspraken grafisch gepresenteerd.

Erg fraai en handig. Maar de interpretatie van de op het dashboard gepresenteerde resultaten in de artikelen in Trouw en de Volkskrant is onvoldoende genuanceerd. En dat is direct het probleem.

Een kwantitatieve analyse van rechtspraak en de visuele weergave daarvan kan tot meer en ander inzicht leiden, maar ook tot onjuiste interpretaties.

Ik pleit daarom voor meer aandacht voor kwantitatieve analyse van rechtspraak in juridische (beroeps-)opleidingen. Ook pleit ik ervoor kwantitatieve analyse als verrijking van en niet als substituut te zien voor klassiek jurisprudentieonderzoek.

Jurisprudentieonderzoek

Recht is mensenwerk. Juristen weten dat als geen ander. Net als dat de uitkomst van een procedure zich moeilijk laat voorspellen, althans dat denken en zeggen (privaatrecht-) juristen vaak. De uitkomst is immers afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval, en geen geval is precies hetzelfde. Nog daargelaten dat juristen vaak enkel het verhaal van de kant van hun cliënt (volledig) kennen. Je weet nooit wat de wederpartij uit de hoge hoed tovert.

Tijdens rechtenstudies wordt juristen geleerd om verschillen in uitkomsten van procedures terug te voeren op verschillen in de juridisch relevante feiten, verander(en)de maatschappelijke opvattingen en/of verschillen in interpretatie van het toepasselijke recht. Daarbij worden vooral de uitspraken van appelrechters en de Hoge Raad bestudeerd.

Daardoor lijkt het zo dat er weinig aandacht is voor regionale/culturele verschillen tussen rechters en advocaten/juristen, of voor verschillen in aanpak en kwaliteit, maar elke praktijkjurist weet dat die verschillen spelen en van invloed zijn op de uitkomst.

Ontwikkelingen binnen legal data science

Tijden veranderen en het was gelet op technologische ontwikkelingen wachten op een applicatie die met gebruik van algoritmes (grote hoeveelheden) jurisprudentie analyseert en helpt om op basis daarvan nieuwe inzichten te ontwikkelen.

In welk percentage van de procedures krijgt (los van feitelijke omstandigheden) een werkgever gelijk? Zijn er verschillen tussen rechtbanken, rechters en zelfs advocaten/juristen? In hoeverre en wanneer verwijzen rechters naar eerdere uitspraken van (andere) rechters en welke zijn dat?

Het gebruik van dergelijke tools is vrij eenvoudig. De algoritmes zijn veel ingewikkelder. Je voert in een applicatie een zoekopdracht uit, filtert er de ongewenste resultaten uit en de tool geeft je interessante inzichten, mooie (staaf-)diagrammen of bijv. visualisaties van netwerken van uitspraken gebaseerd op onderlinge verwijzingen4.

Meer aandacht voor legal data science

Een en ander is vrij nieuw voor juristen. Ik heb de indruk dat de betekenis van dergelijke applicaties en van kwantitatieve analyse van rechtspraak maar beperkt onderdeel uitmaakt van de juridische (beroeps-)opleidingen.

Het is tijd voor meer aandacht daarvoor. Waarom?

De techniek ontwikkelt en applicaties worden gebruiksvriendelijk(er).
De mogelijkheden zijn resp. komen er. En als ze er zijn, zullen ze worden gebruikt. De meeste juristen worden opgeleid om in de praktijk te werken. Als dit soort instrumenten in de praktijk wordt gebruikt5, moeten opleiders ervoor zorgen dat hun studenten voor het gebruik daarvan zijn toegerust.

Kwantitatieve analyse van rechtspraak leidt daadwerkelijk tot meer en andere inzichten en verrijkt het juridisch instrumentarium, mits zorgvuldig gebruikt. Studenten moeten leren reflecteren op de uitkomsten van kwantitatieve analyse van rechtspraak. De staafdiagrammen lijken bijv. te wijzen op grote verschillen onder rechters. Maar is dat ook zo? Of zijn er andere verklaringen voor wat de diagrammen lijken te zeggen?

Kritische reflectie

Wanneer je kritisch naar de data kijkt, zie je dat de in de aanleiding geciteerde stellingen onvoldoende genuanceerd en mogelijk onjuist zijn:

Uitersten

De stellingen zijn gebaseerd op twee uitersten: rechtbank Amsterdam en rechtbank Oost-Brabant. Verschillen tussen de andere rechtbanken lijken kleiner.

Beperkt aantal gepubliceerde uitspraken

De analyse heeft betrekking op 113 uitspraken gedaan door de rechtbank Amsterdam en slechts 25 uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant. De applicatie gebruikt (enkel) gepubliceerde uitspraken. Niet alle uitspraken worden gepubliceerd. Voor het publiceren van uitspraken zijn richtlijnen6 opgesteld en de rechtbanken zijn zelf verantwoordelijk voor de publicatie.

In 2017 bereikten de rechtbanken een gemiddelde publicatiegraad van 2,4 % (24 uitspraken op de 1000 werden gepubliceerd). De mate van publicatie van uitspraken vertoonde, zo stond eveneens te lezen in de Kengetallen rechtspraak 2017 (overigens de laatst gepubliceerde kengetallen), geen structurele samenhang met de grootte van de rechtbank, noch met de (kosten)productiviteit. Maar waarmee wel?

De applicatie betrekt in de analyse – kort en goed – maar een beperkt percentage.

Wat zeggen de cijfers dan eigenlijk? Gaan de rechtbanken op dezelfde wijze om met publicatie? Zijn er in Amsterdam meer en/of meer publicatiewaardige zaken behandeld dan in Den Bosch? Wat geldt dan in de juridisch minder bijzondere zaken (die niet publicatiewaardig zijn)? Zou analyse van de niet-gepubliceerde zaken tot dezelfde percentages leiden?

Beperkte ruimte om te forumshoppen

De ruimte om te forumshoppen (een zaak aanbrengen bij de rechterlijke instantie bij wie je het meest gunstige resultaat verwacht) is beperkt. De wet schrijft voor welke rechterlijke instantie (relatief en absoluut) bevoegd is, maar er is soms keuzeruimte.

In het artikel in Trouw komt daarover een in Amsterdam gevestigde advocaat aan het woord: ‘Zelf gebruikt Kruit de zoekmachine ook voor iets heel anders. “Advocaten kennen heel goed het gevoel dat de ene rechtbank anders oordeelt dan de ander. Ik heb veel werkgevers als cliënt en wanneer ik kan kiezen bij welke rechtbank ik een zaak aanspan, kijk ik in de zoekmachine waar ik de meeste kans op succes maak. Ook dat is natuurlijk geen garantie.” Die kansen kunnen zelfs verschillen, zegt Kruit. Als het erom gaat dat iemand mogelijk disfunctioneert, kan hij het beste bij de ene rechtbank terecht, wanneer de reden is dat de arbeidsverhoudingen zijn verstoord, moet hij een stad verderop.’

Dat lijkt heel handig, maar het is oppassen geblazen. Mogelijk meer dan verschillen tussen rechtbanken zijn er verschillen tussen rechters mogelijk.

Je kunt afhankelijk van de feiten mogelijk forumshoppen, maar ‘rechter-shoppen’ kan niet. Anders gezegd, je kunt proberen bij de rechtbank Oost-Brabant uit te komen, maar je hebt er geen invloed op aan welke rechter het dossier vervolgens wordt toebedeeld.

De in de analyse betrokken uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant zijn gedaan door acht verschillende rechters. Zo is er bijvoorbeeld een rechter die verantwoordelijk is voor 9 van de 25 zaken, die in 8 gevallen de ontbinding toewees. Er zijn ook rechters die in 100% de ontbinding toewezen (zij het dat zij slechts in 2 resp. 3 zaken vonnisten). Maar er is ook een rechter die 100% (zij het dat het slechts 1 zaak betrof) de ontbinding afwees.

De analyse ziet op het verleden

In beide artikelen staat in iets andere bewoordingen dat de werkgever in een geschil met een werknemer in 83% van de gevallen voor de rechtbank in Den Bosch gelijk krijgt. In Amsterdam is dat 58%. Er is evenwel geen sprake van een wetmatigheid. De analyse is gebaseerd op reeds gedane en gepubliceerde uitspraken. In het verleden behaalde resultaten, bieden geen garantie voor de toekomst.

Conclusie

Toegegeven op basis van de gegevens kan gezegd worden dat rechters in Oost-Brabant procentueel de ontbinding vaker hebben toegewezen dan de rechters van de rechtbank Amsterdam. De staafdiagrammen laten dat in één oogopslag zien. En dat is de kracht van de tool.

Maar – en dat is de kern – zonder de onderliggende uitspraken te bekijken (waren de zaken wel vergelijkbaar?) en zonder inzicht in hoe de gepubliceerde uitspraken zich verhouden tot niet-gepubliceerde uitspraken, kun je niet zeggen dat je als werkgever die de ontbinding van een arbeidsovereenkomst anno nu vraagt meer kans hebt bij de rechtbank Oost-Brabant dan bij de rechtbank Amsterdam.

De technologische ontwikkelingen hebben veel potentieel. Zorgvuldig gebruik van dit soort nieuwe onderzoekstechnieken verrijken het instrumentarium en de kwaliteit van de diensten van juristen. Kansen in een procedure kunnen daarmee mogelijk beter worden ingeschat en dat leidt waarschijnlijk tot minder (kansloos) procederen. Dat is beter voor partijen, het rechtsbedrijf en de samenleving.

Opleidingen moeten juristen voorbereiden op deze (veranderende) praktijk en leren werken met dit soort applicaties. Maar het gaat om meer dan enkel komen tot een juiste interpretatie van de resultaten. Studenten moeten ook leren stil te staan bij de gevolgen van nieuwe technieken, leren ethische afwegingen te maken en trage vragen te stellen.

Wat voor vragen? 
Wat betekent dit voor mij als professional? Waarop baseer ik mijn beslissingen? Wat betekent dit soort technologie voor de publicatiebereidheid van gerechten? Wat zegt het percentage van de gevallen dat een advocaat/jurist gelijk heeft gekregen of heeft verloren en het percentage van de gevallen dat een rechter in hoger beroep wordt overruled (hetgeen op basis van de huidige techniek te achterhalen moet zijn)? Kun je daar kwalitatieve oordelen aan verbinden? Willen we dat eigenlijk wel? Wat doet een en ander met de bereidwilligheid om juist in de spannende dossiers te procederen en je nek uit te steken om recht te (willen) ontwikkelen? Opvattingen en jurisprudentie zijn veranderlijk, maar er is altijd iemand die als eerst zijn nek moet uitsteken om de maatschappelijke opvattingen in de jurisprudentie te laten doorklinken. Een hogere graad publicaties, zal leiden tot betere voorspellingen. In hoeverre beïnvloeden die voorspellingen vervolgens procedeergedrag en vonnissen? Leidt het tot meer rechtszekerheid, maar juist tot minder rechtsontwikkeling? En hoe meet je dat?

En zo zijn er nog vele vragen te verzinnen om bij stil te staan.
Dit soort nieuwe toepassingen is niet enkel een verrijking voor de praktijk, maar juist ook voor de juridische wetenschap en het juridisch onderwijs. Daarom moeten we dit niet stilletjes aan ons voorbij laten gaan… .

Literatuur

1. Kreulen, E, ‘Juridische databank laat zien: zoveel rechters, zoveel uitspraken’, Trouw 26 augustus 2019.

2. Dinther, M. van, ‘Databank: vonnis verschilt per rechter’, Volkskrant 27 augustus 2019.

3. De ‘databank’ waaraan de auteurs refereren, betreft de module Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de webapplicatie Legalyse, die volgens het artikel door het bedrijf LexIQ en de Erasmus Universiteit is ontwikkeld.

4. https://blog.esciencecenter.nl/how-can-network-analysis-lead-to-a-new-way-of-studying-court-decisions-686ccf4d46aa

5. Deze applicatie is mede ontwikkeld door een commercieel bedrijf. Dus daar zal geld mee verdiend (gaan) worden.

6. https://www.rechtspraak.nl/Uitspraken/Paginas/Selectiecriteria.aspx

 

Deze website maakt gebruik van functionele en analytische cookies conform regelgeving van de Autoriteit Persoonsgegevens. De cookies worden dus niet gebruikt voor marketingdoeleinden. Bekijk voor meer informatie ons privacybeleid.
Ik begrijp het