Geschreven door: Anique Lenoire
Het is voor veel mensen onduidelijk hoe Nederland als democratie wordt bestuurd en wat daarin de rol van elke macht is. De scheiding der machten ofwel trias politica is naast grondrechten, het legaliteitsbeginsel en onafhankelijke rechtspraak, een essentieel onderdeel van ons hedendaagse bestuurssysteem. Ik wil dan ook kort uitleggen wat de scheiding der machten is en wat de taken zijn van de drie verschillende machten met betrekking tot ons bestuurssysteem.
De Franse filosoof Charles Montesquieu (1689-1775) is de bedenker van de scheiding der machten, ook wel de trias politica genoemd. Volgens Montesquieu’s theorie dient de staat zo ingericht te zijn dat de drie machten van elkaar gescheiden zijn en elkaar controleren op hun functioneren. Deze is onderverdeeld in drie soorten machten:
De wetgevende macht: Eerste Kamer en Tweede Kamer der Staten-Generaal (ook wel het parlement genoemd) en de regering (bestaande uit de koning en ministers);
De uitvoerende macht : de regering;
Rechtsprekende macht: rechtbanken, gerechtshoven en de Hoge Raad.
Door deze verdeling zijn (idealiter) alle de machten gelijk en is het niet mogelijk dat een macht de overhand neemt. Volgens Montesquieu dienen de machten namelijk verspreid over de samenleving te zijn zodat de machten elkaar in evenwicht kunnen houden. Het doel was volgens Montesquieu om tirannie te voorkomen en de vrijheid van de burger te vergroten. In Nederland is er, net als in veel andere Europese landen, overigens geen sprake van een volledige scheiding der machten. Er wordt daarom ook wel gesproken over spreiding der machten. Dit komt omdat de wetgevende macht (bestaande uit parlement en regering ) niet volledig gescheiden is van de uitvoerende macht (bestaande uit de regering).
De Nederlandse wetgevende macht bestaat uit de Eerste Kamer en Tweede Kamer der Staten-Generaal (ook wel het parlement genoemd) en de regering (bestaande uit de koning en ministers). De Tweede Kamer heeft als hoofdtaak de regering te controleren en wetten te maken. De Eerste Kamer heeft als taak de wetsvoorstellen van de Tweede Kamer te controleren. De koning heeft als hoofdtaak om wetten en Koninklijke besluiten te ondertekenen. De ministers zijn afzonderlijk van elkaar verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein en moeten verantwoording afleggen aan het parlement. Zowel de koning als de ministers worden verder uitgelegd onder het kopje “ uitvoerende macht”.
De uitvoerende macht bestaat uit de koning en de ministers, deze vormen samen de regering. De rol van de koning is hierbij nihil, omdat hij enkel een wetsvoorstel ondertekent op het moment dat deze wordt aangenomen door de Eerste en Tweede Kamer. Ministers geven leiding aan de verschillende Ministeries. De verschillende ministeries bestaan uit:
- Het Ministerie van Algemene Zaken
- Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Het Ministerie van Buitenlandse Zaken
- Het Ministerie van Defensie
- Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
- Het Ministerie van Financiën
- Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
- Het Ministerie van Justitie en Veiligheid
- Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De werknemers binnen deze ministeries worden ambtenaren genoemd en hebben binnen hun eigen functie de taak om zich bezig te houden met de uitvoering van wetten. De ministers geven leiding aan de ministeries en de ambtenaren. De ministers moeten tegenover het parlement verantwoording afleggen voor het regeringsbeleid.
De uitvoerende macht wordt op een aantal manieren gecontroleerd. Het parlement heeft namelijk een controlerecht. Zowel de Eerste als de Tweede kamer mag gebruik maken van dit recht. De verschillende rechten die onder het controlerecht vallen zijn:
Vragenrecht: hiermee kan schriftelijk informatie gevraagd worden of kan de regering ter verantwoording opgeroepen worden. De regering is verplicht om deze vragen te beantwoorden. Vaak wordt er gewezen op een misstand, wordt er om een inlichtingen gevraagd of wordt er om een heroverweging verzocht.
Onderzoek- en enquêterecht dit betreft een onderzoek naar ministers, Kamerleden en ambtenaren. Het kan zo zijn dat de vragen onder ede beantwoord moeten worden. Dit betekent dat ze een belofte/eed af moeten leggen, waarbij de waarheid en niets dan de waarheid verteld moet worden.
Recht om moties in te dienen: een motie kan door Kamerleden ingediend worden om een oordeel te geven over gevoerd beleid.
Verder speelt de vertrouwensregel een belangrijke rol. De regering heeft altijd het vertrouwen van het parlement totdat het tegendeel bewezen is. Op het moment dat er geen vertrouwen meer is, dient een minister, staatssecretaris of het kabinet af te treden. Als de regering “ten val wordt gebracht” door het parlement moet de regering opstappen en worden er nieuwe democratische verkiezingen gehouden.
De rechtsprekende macht bestaat uit rechtbanken, gerechtshoven en de Hoge Raad. De bevoegdheid van een rechter bestaat uit het bepalen of iemand de wet heeft overtreden en welke straf daarbij hoort. De rechter heeft op basis van de Grondwet de exclusieve bevoegdheid om te beslissen welke straf iemand krijgt als diegene iets in strijd met de wet heeft gedaan. Dit doet een rechter door zijn beslissing uit te leggen door middel van een toelichting en de wettelijke gronden. De uitspraak van een rechter is altijd bindend maar er zijn wel beroepsmogelijkheden. In de Grondwet wordt de onafhankelijkheid van de rechtsprekende macht bepaald. Dat wil zeggen dat de rechter te allen tijde vrij, zelfstandig en zonder invloed van iemand anders te werk gaat. Een rechter wordt voor het leven benoemd. Dat wil zeggen dat hij niet zomaar ontslagen kan worden, dit kan in bijzondere gevallen alleen door de Hoge Raad.