Geschreven door Yasmina Baligha
‘’Licht aan het einde van de tunnel’’ werd er gezegd tijdens de afgelopen persconferenties. We zijn dan wel al begonnen met vaccineren en er lijkt een einde te komen aan deze pandemie, dit betekent echter niet dat alle verrichte schade ook meteen hersteld is.
Zoals we allemaal weten waren de horecabedrijven voor een bepaalde tijd dicht door de huidige coronacrisis. Alle eet- en drinkgelegenheden werden vorig jaar gesloten van 15 maart 2020 tot en met 31 mei 2020. Vervolgens werden de horecazaken 15 oktober 2020 opnieuw gesloten. Hierdoor raken vele horecabedrijven in de problemen of zijn ze al reeds in de problemen geraakt.
Uitspraak rechtbank Den Haag
De rechtbank van Den Haag heeft een uitspraak gedaan op 21 januari 2020 over huurvermindering tijdens de coronacrisis bij de huurder van een bedrijfsruimte[1]. De eigenaar van het horecabedrijf huurde een bedrijfsruimte voor onbepaalde tijd voor €3100 per maand. De gehuurde bedrijfsruimte werd gebruikt als horecabedrijf. Aangezien de horecabedrijven allemaal dicht moesten voor een paar maanden in 2020, kwam de huurder in de problemen met de verhuurder van de bedrijfsruimte over een betalingsachterstand van de huur.
Probleem
Doordat de horecazaken werden gesloten van 15 maart tot en met 31 mei 2020, kon de huurder de huur niet betalen. Hierdoor liep de huurder een huurachterstand op van €6200. Uiteindelijk werden de horecazaken opnieuw gesloten op 15 oktober 2020 en zijn ze tot op heden nog steeds gesloten.
Mening huurder
De huurder kon de huurprijs niet betalen toen de horecazaken gesloten waren. De huurder was namelijk van mening dat hij zijn bedrijf niet kon exploiteren en het pand dat hij van de verhuurder huurt, niet kon gebruiken zoals het was overeengekomen. De huurder verzocht vervolgens om hem in deze uitzonderlijke situatie tegemoet te komen door hem vrij te stellen van de betalingsverplichting van de huurprijs voor de tijd dat de horecazaken gesloten waren. Verder vroeg hij nog een andere optie en dat was of de verhuurder hem dan eventueel een huurprijskorting zou kunnen toekennen.
Mening verhuurder
De verhuurder reageerde hierna op de huurder met het argument dat hij zijn verzoek niet kon honoreren, omdat er vanuit de overheid steun zou komen voor (horeca) ondernemers. De verhuurder gaf verder ook aan dat hij als verhuurder géén steun kreeg van de overheid. Met deze standpunten ging de verhuurder dus niet akkoord met huuruitstel of huurkorting.
De verhuurder heeft vervolgens de huurder gedagvaard voor het twee maanden lang niet voldoen aan de betalingsverplichting van de huurprijs. Hij vordert de huurachterstand van totaal €6200 voor de maanden april en mei 2020.
Beoordeling kantonrechter
De kantonrechter beslist dan uiteindelijk dat beide partijen voor 50% belast zijn. Zo beslist de kantonrechter dat de huurder de helft van zijn huurachterstand moet betalen aan de verhuurder. De huurder zal dus maar €3100 moeten betalen aan de verhuurder. Ook beslist de kantonrechter dat de tussen partijen gesloten huurovereenkomst wordt gewijzigd. Dit is erg bijzonder. Het komt namelijk niet vaak voor dat een (huur)overeenkomst gewijzigd wordt, maar door de coronacrisis besloot de kantonrechter om de huurovereenkomst dan toch te wijzigen. De coronacrisis kan niemand worden verweten en niemand had dit zien aankomen.
Verder beslist de kantonrechter dat voor periodes dat alle horecazaken gesloten waren, de huurder 50% huur moet betalen aan de verhuurder. Er werd geen tot nauwelijks omzet gedraaid, terwijl de vaste kosten maar bleven doorlopen. Daarnaast hebben de steunmaatregelen van de overheid nou eenmaal een gering effect gehad.
De kantonrechter beslist vervolgens ook dat de periode van 29 september 2020 tot en met 14 oktober 2020 de huurder 75% van de huurprijs verschuldigd is aan de verhuurder. Dit komt omdat er in die periode sprake was van omzetverlies doordat de weg werd opengebroken en de bedrijfsruimte slecht bereikbaar was.
De coronacrisis is nou éénmaal niemand zijn schuld. Bijna iedereen heeft er financiële problemen door opgelopen. Het is dus volgens de uitspraak van de rechtbank in Den Haag zo dat beide partijen even veel belast moeten worden, zodat het voor beide partijen een minder grote last is.
[1] https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2021:461