
Aan het begin van de coronacrisis heeft de burger te maken gehad met diverse beperkingen van hun rechten. Een voorbeeld van deze beperkingen waren de gesloten scholen, de gesloten restaurants, het verbod op evenementen en samenkomsten. Daarnaast werden ook sociale gedragsregels ingesteld, zoals het zoveel mogelijk thuis blijven, werken vanuit thuis en de anderhalve meter maatregel. Bij zoveel direct ingrijpende veranderingen en beperkingen rijst de vraag hoe deze beperkingen van de grondrechten in stand gehouden kunnen worden. Tevens viel op dat niet iedereen precies weet wat een noodverordening inhoudt en wat dit te maken heeft met de Spoedwet die mogelijk per 1 juli intreedt. In de blog bekijken we dan ook de juridische achtergrond van de coronamaatregelen en burgerrechten.
Welke juridische basis hebben de coronamaatregelen?
In maart 2020 zijn door alle gemeenten in Nederland de coronamaatregelen ingevoerd. Binnen korte tijd hebben politici in samenwerking met het RIVM regels opgesteld en voorzieningen getroffen die zij noodzakelijk achtten om de uitbraak van COVID-19 in te dammen. Als juridische basis zijn deze maatregelen vastgelegd in noodverordeningen. In Nederland kunnen gemeenten in bepaalde situaties een noodbevel of een noodverordening in werking laten treden.
Een noodbevel wordt veelal ingezet bij het opdragen van bepaalde voorschriften aan slechts enkele personen, waarbij in het geval van een noodverordening juist voorschriften worden voorgeschreven aan een groter publiek. Beide termen kennen dezelfde voorwaarden, namelijk: de burgemeester kan een noodbevel of noodverordening inroepen in geval van oproerige beweging, ernstige wanordelijkheden of rampen, dan wel een ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Hierbij moet je dus denken aan acute en kortstondige situaties die ervoor kunnen zorgen dat er in een gemeente onrust ontstaat, zoals bijvoorbeeld rellen bij een voetbalwedstrijd of grootschalige demonstraties. In zulke situaties is de burgemeester dus bevoegd alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht.
In het geval van een grensoverschrijdend probleem, zoals het coronavirus, is de voorzitter van de veiligheidsregio de uitvoerende persoon die betrokken is bij de rampenbestrijding en crisisbeheer. In Nederland bestaan 25 veiligheidsregio’s. Elk van deze veiligheidsregio’s moeten dus afzonderlijk de maatregelen van de politiek omzetten in regionale noodverordeningen.
De wet schrijft voor de noodverordening geen specifieke duur voor. Echter als je de interpretatie van de wet volgt, zou de houdbaarheid van de coronamaatregelen in de vorm van noodverordeningen niet lang meer stand kunnen houden, omdat de maatregelen van langere duur zijn, terwijl een noodverordening bedoeld is voor korte duur. De politiek ziet dit zelf ook in en werkt daarom met man en macht aan de Spoedwet die per 1 juli 2020 moet worden ingevoerd. Hierover later meer.
Welke grondrechten staan precies onder druk door de coronamaatregelen?
Door de snelheid waarmee wij door deze crisis heen gaan, zien velen niet welke impact de maatregelen hebben op hun vrijheid. Ze voelen natuurlijk wel de onderdrukking, maar écht stil staan bij wat er daadwerkelijk met de rechten gebeurt, doen niet veel mensen. Er gebeurt natuurlijk enorm veel in een snel tempo en overzicht houden hierop is moeilijk. Vandaar hieronder een klein overzicht van de belangrijkste grondrechten die door de coronamaatregelen worden geschonden:
1. De vrijheid van godsdienst;
2. De vrijheid van vergadering en betoging;
3. De bewegingsvrijheid;
4. Het recht op privéleven;
5. Het eigendomsrecht;
6. Het recht op onderwijs;
7. Het recht tot de toegang tot de rechter;
8. Het demonstratierecht.
Zoals je ziet, zijn dit toch een behoorlijk aantal belangrijke rechten die beperkt worden. Of deze beperkingen allemaal gerechtvaardigd zijn, heeft twee antwoorden. Enerzijds kunnen deze beperkingen van de rechten gerechtvaardigd zijn, omdat de overheid op grond van artikel 22 lid 1 Grondwet maatregelen dient te treffen ter bevordering van de volksgezondheid. Daaronder vallen dus de genomen maatregelen. Ze dienen immers om ons te beschermen tegen het coronavirus. Eveneens is op Europees niveau de gezondheid van de burgers gewaarborgd, namelijk in artikel 11 Recht op bescherming van de gezondheid van het Europees Sociaal Handvest 1961. Dit artikel dient de gezondheid van de Europese burger te beschermen. In lid 3 wordt expliciet de bescherming van burgers tijdens epidemieën benoemd. Op grond van deze twee artikelen kun je dus stellen dat de getroffen maatregelen gerechtvaardigd zijn, er is echter één maar.
We zijn nu ruim drie maanden verder in de coronacrisis. In drie maanden tijd zijn er enorm veel statistieken verzameld omtrent de verspreiding en besmettelijkheid van het coronavirus. Volgens het RIVM zijn er op het moment van schrijven 6031 mensen gestorven aan corona. Echter was ruim 62% ouder dan 80 jaar en had een overgroot deel onderliggende aandoeningen, waarbij corona als de genadeklap diende. 0.6% van de overledene was onder de 50 jaar. In 2017/2018 stierven in Nederland ruim 9400 personen aan het influenza virus (griepvirus). Als men deze statistieken bekijkt, kan dit onder de bevolking vragen oproepen, of de burgerrechten buiten proportioneel onder druk zijn komen te staan door de genomen maatregelen. Vooral omdat per 1 juli 2020 de Spoedwet op de agenda staat, waarin de maatregelen wettelijk worden vastgelegd.
De spoedwet komt eraan:
Zoals eerder beschreven, steunen de huidige coronamaatregelen op een juridisch onhoudbare constructie, namelijk op regionale noodverordeningen. Vanuit meerdere kritische hoeken is commentaar geleverd op de onhoudbare en niet grondwettelijke wijze van beleidsvoering van de overheid. De overheid probeert dit dan ook te centraliseren door middel van de Tijdelijke Wet Maatregelen COVID-19 (ook wel Spoedwet genoemd) die per 1 juli 2020 verwacht wordt in te treden. Wat betekent dit voor u? Enkele hoofdpunten uitgewerkt.
Anderhalve meterregel in de wet
De anderhalve meterregel wordt vastgelegd in de wet. In artikel 58f Tijdelijke Wet Maatregelen COVID-19 is beschreven dat men een veilige afstand dient te houden op alle plaatsen buiten de eigen woning. De veilige afstand wordt door het RIVM vastgesteld en zij zullen dus bepalen hoeveel afstand er gehouden dient te worden. Wie de anderhalve meter niet respecteert, loopt het risico op een hoge boete of zelfs een gevangenisstraf. De straffen met betrekking tot de overtreding van de nieuwe wet zijn verdeeld in categorieën. Variërend van €435 euro of één maand hechtenis in de eerste categorie tot €4350 of twee maanden hechtenis in de tweede categorie strafbeschikking. Daarnaast krijgt men ook een aantekening op het strafblad.
Tevens wordt groepsvorming door deze nieuwe wetgeving verboden, dit geldt ook voor het organiseren van evenementen. Openstelling van openbare plaatsen worden bij ministeriële regelingen aangewezen. Overigens kunnen ook nieuwe hygiënemaatregelen bij ministeriële regeling worden getroffen, dit houdt in dat deze maatregelen achteraf kunnen worden ingevuld.
Inbreuk huisrecht
De nieuwe wet bevat ook bepalingen die een inbreuk hebben op het huisrecht. Het is namelijk niet mogelijk om bijvoorbeeld een feestje, pokertoernooi of andere sociale bijeenkomst te houden zonder het gevaar te lopen dat de maatregelen worden gehandhaafd. De wetgever tracht terughoudend te zijn bij de handhaving achter de voordeur van woningen, zo luidt in de nieuwe wet. Het is echter de vraag hoe dit uiteindelijk in de praktijk zal uitpakken.
Grote ruimte voor eigen invulling
Wat opvalt aan de wet is dat er veel ruimte bestaat voor het kabinet om naderhand regels in te vullen. In veel artikelen wordt de term “bij ministeriële regeling” gebruikt, om precies te zijn wordt deze term zestig keer gebruikt in het wetsvoorstel. Dit houdt in dat de overheid een grote ruimte heeft om regelingen achteraf zelf in te vullen, zoals o.a. welke evenementen wel door mogen gaan en welke niet, welke openbare ruimtes geopend blijven en hoeveel afstand er gehouden moet worden.
Tot slot
Mocht de wet worden aangenomen, wordt deze aangenomen voor de duur van één jaar. Er bestaat echter de bevoegdheid om de wet telkens met twee maanden te verlengen. Dit betekent dat de wet in principe voor onbepaalde tijd geldig zou kunnen zijn. Het is dus nog de vraag hoelang deze maatregelen het straatbeeld blijven beïnvloeden.
Geschreven door: Chris Eren – Student Rechten, Zuyd Hogeschool
Vond u deze blog interessant? Bekijk dan onze overige blogs op deze website en houdt de social media van Legal Lab in de gaten!