De Endstra-tapes: rust op een gesprek het auteursrecht?

De Endstra-tapes: rust op een gesprek het auteursrecht?
Geschreven door Jasmijn Keulers

Veel mensen hebben er misschien wel eens over gehoord; de achterbankgesprekken ofwel de Endstra-tapes. Het zijn de gesprekken die de in 2004 vermoorde vastgoedhandelaar Willem Endstra met de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) van Amsterdam vlak voor zijn dood op de achterbank van een rondrijdende auto heeft gevoerd. In 2006 heeft uitgever Nieuw Amsterdam het boek ‘De Endstra Tapes’ uitgebracht waarin de transcripten van deze gesprekken zijn opgenomen. De zonen van Endstra zijn echter van mening dat Nieuw Amsterdam met het boek inbreuk pleegt op het aan hun toekomend auteursrecht. Maar kan op een gesprek eigenlijk wel het auteursrecht rusten?

 Tussen 20 maart 2003 en 28 januari 2004 heeft Willem Endstra in het geheim vijftien gesprekken gevoerd met ambtenaren van de Amsterdamse Criminele Inlichtingen Eenheid. Veertien van deze gesprekken, waarvan geluidsopnamen zijn gemaakt, zijn gevoerd op de achterbank van een rondrijdende auto.

Uiteindelijk heeft de Nationale Recherche op 30 januari 2006 veertien verdachten, waaronder Willem Holleeder, aangehouden op verdenking van afpersing van, onder andere, Willem Endstra. In mei 2006 heeft Nieuw Amsterdam het boek ‘De Endstra Tapes’ uitgebracht. De zonen van Endstra hebben vervolgens aan de rechter een verbod gevraagd. Zij waren van mening dat Nieuw Amsterdam niet langer het boek mocht verkopen of in de handel mocht brengen. Ook mocht Nieuw Amsterdam het boek niet opnieuw uitbrengen of op een andere manier openbaar maken (bijvoorbeeld via het internet) of verveelvoudigen.

Tijd om eens een kijkje in de Auteurswet te nemen.
Artikel 10 lid 1 van de Auteurswet vertelt ons dat ieder voortbrengsel op het gebied van letterkunde, wetenschap of kunst in aanmerking komt voor het auteursrecht. De wijze waarop of in welke vorm het voortbrengsel tot uitdrukking is gebracht, lijkt daarbij niet uit te maken. Wel moet het een eigen oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen. Het werk moet met andere woorden origineel zijn en mag niet lijken op het werk van iemand anders. Ook moeten er creatieve keuzes zijn gemaakt; het moet een ‘eigen intellectuele schepping’ van de maker zijn.

Dit zou kunnen betekenen dat op de gesprekken van Endstra inderdaad het auteursrecht rust. De voorzieningenrechter[1]ziet dit echter anders. De gesprekken zijn volgens de voorzieningenrechter aan te merken als zakelijke informatieoverdracht. De gesprekken hadden niet het vormgeven van een verhaal ten doel (zoals bijvoorbeeld bij een autobiografie wel het geval is). Willem Endstra heeft op eigen wijze gesproken in een soort vraag- en antwoordmodel, maar bij de vorm van het gesprek heeft Endstra geen creatieve keuzes gemaakt. Daarbij volgt uit de manier waarop hij zijn verhaal vertelde, niet dat hij bewust een creatie wilde scheppen.

Het Gerechtshof van Amsterdam[2]sluit zich bij het oordeel van de voorzieningenrechter aan. Volgens het Gerechtshof kan het eigen karakter niet worden ontzegd maar, gelet op het vereiste van een persoonlijk stempel, moet het werk wel een resultaat zijn van menselijk scheppen, hoe gering dan ook. Het is volgens het Gerechtshof aannemelijk dat Endstra heeft nagedacht over wat hij wel en niet wilde loslaten tegenover de politieambtenaren, hij kan daarbij zelfs selectief te werk zijn gegaan. Maar de stelling om te spreken van een bewuste keuze om zijn verhaal in deze vormgeving te gieten, volgt het Gerechtshof niet. De transcripten geven gesprekken weer van een spontaan uit de mond gerolde zakelijke informatieoverdracht.

De zonen van Endstra besluiten om naar de Hoge Raad te stappen. De Hoge Raad legt de eis dat het voortbrengsel het persoonlijk stempel van de maker moet dragen als volgt uit:[3]

[..] Dat sprake moet zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, en die aldus voortbrengsel is van de menselijke geest. Daarbuiten valt in elk geval al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen.”

De laatste zin is belangrijk. De vorm mag niet zo alledaags of onbeduidend zijn dat daarachter geen creatieve arbeid voor valt aan te merken. Een gesprek valt hier volgens de Hoge Raad ook onder.

Toch plaatst de Hoge Raad een kanttekening ten aanzien van het bewustheid-criterium dat het Gerechtshof van Amsterdam heeft gesteld. De eis dat de maker bewust een werk heeft willen scheppen en daarbij bewust creatieve keuzes heeft gemaakt mag niet worden gesteld. Deze eis kan ondermeer voor bewijsproblemen zorgen. De Hoge Raad heeft de zaak vervolgens terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag; aan haar de opdracht om opnieuw uitspraak te doen.[4]

Het Gerechtshof van Den Haag gaat alleen in op het persoonlijk stempel van de maker. Het Gerechtshof geeft aan dat het voortbrengsel waarvoor de zonen van Endstra het auteursrecht inroepen niet is gelegen in de transcripten, maar in de daadwerkelijk plaatsgevonden gesprekken. Nadat alle door Endstra’s uitgesproken teksten op schrift waren gesteld, waren ze, behalve voor de politieambtenaren, nauwelijks te volgen. Het Gerechtshof trekt de conclusie dat bij mondelinge communicatie de eisen voor begrijpelijkheid klaarblijkelijk anders of in ieder geval lager liggen dan bij schriftelijke communicatie. Er is daarom een verschil aanwezig tussen de transcripten van de achterbankgesprekken en de achterbankgesprekken zelf. Niettemin is er ook een overeenkomst; de formele opbouw en structuur van de gesprekken zijn uit de transcripten te herkennen. Uit de transcripten blijkt vervolgens dat de teksten vaak onafgemaakt zijn, slecht lopen en kromme zinnen bevatten waardoor ze lastig zijn te lezen. Het Gerechtshof komt dan ook tot het volgende besluit:

“De vormgeving van het voortbrengsel in kwestie wijst er dus geenszins op dat, wat betreft die vormgeving, sprake is van scheppende, creatieve arbeid (zie rov. 5.7)/een intellectuele schepping (zie rov. 5.5 in fine) van Endstra. Integendeel, gezien de banaliteit van die vormgeving kan niet worden aangenomen dat het door Endstra uitgesprokene op creatieve arbeid van enige betekenis berustte.”

Het argument van de zonen van Endstra dat de gesprekken vergelijkbaar zijn met mondelinge voordrachten, dagboekaantekeningen/brieven en jazz-improvisaties waarop naar algemeenheid wordt aangenomen dat daar het auteursrecht op rust, wordt ook niet aangenomen. Zojuist genoemde werken hebben volgens het Gerechtshof in tegenstelling tot gewone gesprekken tussen mensen (in de regel) namelijk een duidelijke en het banale overstijgende vormgeving. Niets wijst er dus op dat de vormgeving van Endstra voortkomt uit scheppende, creatieve arbeid c.q. eigen intellectuele schepping. Het auteursrecht rust dus niet op gesprekken.

Benieuwd naar de ongecensureerde Endstra-tapes? Vrij Nederland heeft de volledige, ongecensureerde transcriptie van de achterbankgesprekken gepubliceerd. Via onderstaande link kunt u de transcriptie lezen:

https://www.recht.nl/exit.html?id=58332&url=http%3A%2F%2Fwww.vn.nl%2Fextra%2Fpdf%2FEndstraCompleet.pdf

 


[1]Rb 11 mei 2006, ECLI:NL:RBAMS:2006:AX1292

[2]GH 8 februari 2007, ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ8071

[3]HR 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2153

[4]GH 16 juli 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:2477

Geef een antwoord