Werk je je uit de naad, word je alsnog beschuldigd van plagiaat!

Geschreven door Shannon Janssen



https://cdn.simulise.com/img/blog/plagiaat.jpg

Recent heb ik een zaak bijgewoond van het College van Beroep voor de Examens[1] (hierna CBE) van de universiteit.

Het betreft een zaak over fraude in de vorm van plagiaat. Waar de zaak inhoudelijk over gaat zal ik in dit artikel beschrijven.

Inleiding
Appellant is bezig met het theoretisch deel van zijn masteropleiding, welke bestaat uit vier modules. Appellant heeft twee modules succesvol afgerond. Deze casus heeft betrekking op zijn derde module.

Tijdens deze module is het de bedoeling dat de studenten in duo’s aan de leertaken 1 t/m 8 samenwerken en leertaak 9 en 10 individueel maken. De eindopdracht (taak 10) bepaalt 70% van het eindcijfer voor genoemde module. Vanwege een oneven aantal studenten werkte appellant niet als duo, maar in een groep van drie (appellant, student A en student B).

Gedurende de hele module hebben de drie studenten gebruik gemaakt van Dropbox[2] ten behoeve van de samenwerking. Deze map is dan ook toegankelijk voor alle drie de studenten. In deze map hebben zij al hun gezamenlijk geproduceerde werken geplaatst.

Naast taak 1 t/m 8 is ook bij de eindopdracht samengewerkt. Ieder heeft voor 1/3 deel de eindopdracht gemaakt. Deze samenwerking vonden de studenten logisch, omdat leertaak 1 t/m 8 voor een groot deel onderdeel uitmaakt van de eindopdracht. Gedurende de eerdere leertaken is een gezamenlijke beeldvorming ontstaan, waar de studenten  op voortgeborduurd hebben.

Bij de correctie van de eindopdracht wordt tussen student B en appellant een overlap geconstateerd.  Volgens de softwarematige controle wordt deze overlap vastgesteld op >90%. Dit percentage is de reden geweest om de eindopdracht van appellant voor te leggen aan de examencommissie van de universiteit.  Reden is dat het vermoeden bestaat dat appellant het werk van zijn medestudenten laat doorgaan als eigen werk, zonder correcte bronvermelding.

De examencommissie dient de zaak van appellant te onderzoeken en wordt hierbij geadviseerd door een subcommissie (fraudecommissie in dezen).  De subcommissie adviseert de examencommissie ten behoeve van het nemen van een besluit.

Het advies van de subcommissie was om niet direct over te gaan tot het nemen van een besluit maar om eerst onderzoek te doen naar student A en B. De subcommissie kon geen daadwerkelijke fraude vaststellen. De examencommissie volgde op dit punt niet het advies van de subcommissie en heeft toch een besluit gevormd, namelijk om de opdracht van appellant ongeldig te verklaren.

Als reactie op het genomen besluit van de examencommissie heeft appellant een beroepschrift opgesteld en ingediend. Het CBE dient te besluiten of het beroepschrift van appellant gegrond is. Dit gebeurt op basis van het beroepschrift en het horen van partijen.

Voorafgaand aan de zitting
Voorafgaand aan de zitting heb ik eerst nog een gesprek gehad met appellant en zijn vertegenwoordiger (jurist werkzaam bij Eerlijk met recht). Beiden zien ze de zaak positief in en zijn van mening dat het beroepschrift van appellant gegrond verklaard zal worden.

De zitting

Instantie
College van beroep voor de examens van de Open Universiteit. College bestaande uit vijf leden en een secretaris. 

Partijen 
De appellant, vertegenwoordigd door de jurist van Eerlijk met recht.

Tegen

De examencommissie van de universiteit. (waarvan ter zitting aanwezig: de docent, een lid van de examencommissie en een professor).

Beoordeling zaak
Gedurende de zitting wordt structuur gegeven aan de behandeling van het dossier middels de volgende drie punten:

  1. Context.
  2. Plagiaat.
  3. Procesgang (gelijkheid/zorgvuldigheid).

Context
De docent geeft uitleg over de opbouw over de betreffende module waarvoor appellant een eindopdracht heeft moeten maken. Het uitgangspunt van de module is samenwerken, van elkaar leren en elkaar motiveren in het kader van sociale activiteit. Appellant geeft hierbij wel aan dat er een groot verschil zit tussen de verschillende modules die gegeven worden en ook in de wijze waarop er naar een eindopdracht wordt toegewerkt.

Plagiaat
Na de uitleg over de invulling en inhoud van de module komt het CBE aan het woord.

Het CBE erkent dat er een overlap is tussen het werk van student B en appellant van >90%. Maar constateert ook dat er overlap bestaat tussen het werk van appellant en student A, alsook tussen student A en student B. Hieruit volgt de vraag waarom appellant beschuldigd wordt van plagiaat en de twee andere studenten niet.

De professor geeft hierop als antwoord dat appellant beschuldigd wordt van plagiaat, omdat hij zijn werk één maand later heeft ingeleverd dan student A en B. Verder maakt de professor de opmerking dat student niet het niveau van een master student heeft, omdat hij niet in staat blijkt te zijn om zijn werk individueel te maken.

De jurist geeft vervolgens aan dat appellant wel degelijk een masterniveau beheerst, daar hij ook al twee modules heeft afgerond. Verder is plagiaat niet aantoonbaar. Appellant heeft namelijk via de geschiedenis op Dropbox kunnen aantonen dat hij zijn stuk al eerder heeft geüpload in de gedeelde map dan student A en B.

Aanvullend geeft de jurist aan dat tussen het werk van alle drie de studenten een overlap geconstateerd kan worden. Echter is deze overlap alleen te zien in de gezamenlijke uitwerkingen die voortvloeien uit de leertaken 1 t/m 8. Verder is het op de cruciale punten (de individuele beoordelingspunten) in het eindproduct volledig eigen tekst van appellant.

Appellant geeft zelf nog aan dat ze vanaf de eerste les aangespoord worden om samen te werken, bevindingen te delen en te discussiëren. En vindt het dan ook niet vreemd dat de uitkomst van deze samenwerking terug te vinden is in zijn eindopdracht. Tevens zijn de taken 1 t/m 8 op bepaalde punten onderdeel van de eindrapportage, waardoor de antwoorden uit eerdere leertaken overgenomen konden worden.

Jurist verwijst naar jurisprudentie[3] die zij en appellant ook hebben aangehaald in het beroepschrift. Het betreft een uitspraak van het CBHO[4], waaruit op te maken is dat samenwerken géén plagiaat is.

Procesgang (gelijkheid en zorgvuldigheid) 
De jurist acht het besluit onzorgvuldig te stand gekomen. Het advies van de subcommissie wordt namelijk gedeeltelijk niet opgevolgd door de examencommissie en er wordt nergens onderbouwd waarom het advies niet opgevolgd wordt. Tevens is er sprake van een ongelijke behandeling. Hierbij kan nogmaals de vraag gesteld worden; waarom appellant wel? En student A en B niet?

Als laatste woord ter behandeling van de zaak geeft appellant nog aan dat er sprake is geweest van een samenwerking en er dus geen sprake is van fraude in de vorm van plagiaat. Verder vindt appellant dat de procesgang een emotionele neerslag heeft op hem als individu. Het hele proces heeft appellant veel tijd, energie en motivatie gekost. Hij is het er dan ook niet mee eens dat student A en B al bezig zijn met hun scriptie, terwijl hij bezig is met deze zaak. Ook appellant spreekt van onzorgvuldigheid en ongelijkheid.

De uitspraak 
Het beroepschrift van appellant is gegrond verklaard. Het CBE dient een nieuw, andersluidend besluit te nemen.

Appellant zal nu dus moeten wachten op het nieuwe besluit van het CBE.

Hopelijk wordt er besloten dat zijn opdracht alsnog beoordeeld dient te worden, zodat appellant zijn studieloopbaan kan vervolgen.


[1] Een onafhankelijk beroepscollege ingesteld bij de Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. De leden zijn afkomstig uit verschillende faculteiten.

[2] Dropbox is een clouddienst voor het online opslaan van bestanden.

[3] CBHO 2017/137

[4] College van Beroep van het Hoger Onderwijs


Geef een antwoord