Advocaat wraakt alle strafrechters van de Hoge Raad
Geschreven door Jasmijn Keulers
Op 12 september 2018 heeft advocaat W.H. (Willem) Jebbink namens zijn cliënte alle strafrechters van de Hoge Raad gewraakt. De reden? Volgens de cliënte van mr. Jebbink is de werkwijze van de Hoge Raad in strijd met de Grondwet, de wet en het internationale recht.
De Hoge Raad der Nederlanden is de hoogste rechter in Nederland op het gebied van civiel recht, strafrecht en belastingrecht. Omdat de Hoge Raad geen derde instantie maar een cassatierechter is, beoordeelt zij alleen of de feitenrechter (rechtbank en het gerechtshof) het recht goed heeft uitgelegd en toegepast.
Aanleiding van het wrakingsverzoek zijn de zogeheten reservisten. Uit het Protocol deelname aan behandeling en beraadslaging van de Hoge Raad der Nederlanden (zie artikel 1.2.[1]), blijkt dat reservisten als overige leden van een kamer van de Hoge Raad worden aangemerkt. De reservisten zijn niet belast met de behandeling en beslissing van de zaak maar kunnen wel deelnemen aan de beraadslaging hiervan in raadkamer. Zij worden uiteindelijk niet benoemd in de uitspraak; hun werk is onzichtbaar voor de buitenwereld. Doordat de Hoge Raad overige leden van een kamer reservisten noemt, zet zij mensen echter onbewust op een dwaalspoor. Het woord reservisten ziet namelijk op reserve, in de zin van reserverechters.
Omdat de wettelijk aangewezen rechters echter niet opzij stappen wanneer een reservist aan de beraadslaging deelneemt, kan de reservist in principe niet als reserverechter worden aangemerkt.
Mr. Jebbink heeft namens zijn cliënte gevraagd of reservisten aan de beraadslaging in raadkamer gaan deelnemen. De gerechtssecretaris heeft zich hier echter niet over uitgelaten. Uit het daaropvolgende wrakingsverzoek blijkt dat de cliënte van mr. Jebbink van mening is dat de werkwijze van de Hoge Raad ondermeer strijdig is met artikel 6 lid 1 EVRM (recht op een eerlijk proces).[2]
Mr. Jebbink gaat ervan uit dat er één of meer reservisten aan de beraadslaging kunnen en zullen deelnemen. Daarbij kunnen hij en zijn cliënte zich niet verenigen met de opvatting dat een reservist niet deelneemt aan de behandeling van een zaak. Door deel te nemen aan de beraadslaging neemt de reservist ook deel aan de behandeling van de zaak, zo luidt de opvatting. Deze opvatting lijkt logisch want ondanks het feit dat een reservist niet aan de uiteindelijke beslissing deelneemt, geeft hij toch zijn visie tijdens de beraadslaging. Het zou vervolgens niet vreemd zijn dat deze visie wordt meegenomen in de beslissing.
Uit artikel 1.3.1. Protocol deelname aan behandeling en beraadslaging van de Hoge Raad der Nederlanden, blijkt dat er een mogelijkheid bestaat om raadsheren uit te sluiten wanneer de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties in de rechtspraak is hierop van toepassing. Een mooi gegeven, maar met een behoorlijke kanttekening. Zojuist genoemd artikel heeft namelijk op grond van artikel 1.2. van het Protocol geen invloed op reservisten; zij zijn immers niet belast met de behandeling en beslissing van de zaak, hetgeen resulteert in het feit dat een reservist niet kan worden gewraakt.
Maar is de Hoge Raad wel zo verkeerd bezig? De Hoge Raad behandelt immers de zaak niet opnieuw; ze kijkt alleen naar de uitleg en toepassing van het recht door de feitenrechter. De wettelijk aangewezen rechters geven hun eigen werk niet uit handen. Zij hebben enkel in reservisten bewakers van de rechtseenheid gevonden.[3] Daarbij laten de aangewezen rechters zich adviseren door de advocaat-generaal. Het advies kunnen zij in de beslissing meenemen of naast zich neer leggen. Op grond van artikel 7 lid 1 RO geeft de voorzitter als laatste zijn oordeel.
Niettemin lijken er strijdigheden te zijn met betrekking tot de Grondwet en de Wet op de rechterlijke organisatie. Op grond van artikel 110 Gw dient de overheid bij de uitvoering van haar taak te streven naar openbaarheid. Dit dient de overheid te doen door regels bij wet te stellen. De wet regelt op grond van artikel 116 lid 2 GW de inrichting, samenstelling en bevoegdheid van de rechterlijke macht. Lid 3 van het artikel geeft weer dat het mogelijk is dat aan rechtspraak door de rechterlijke macht personen kunnen deelnemen die niet daartoe behoren. Ook dit dient de wet te regelen. Dit leidt ons naar de Wet op de rechterlijke organisatie. In deze wet staat in artikel 73 RO de samenstelling van de Hoge Raad beschreven. In artikel 75 lid 2 en 3 RO staat beschreven dat het mogelijk is dat 3 of 5 rechters (leden) aan een zaak deelnemen. In de praktijk kan het echter met de aanwezigheid van reservisten zo zijn dat meer dan 5 rechters deelnemen aan de beraadslaging van de zaak. De advocaat-generaal wordt benoemd in artikel 113 RO. De reservisten zijn daarentegen niet expliciet bij wet geregeld. Dit blijkt ondermeer door het feit dat het Protocol deelname aan behandeling en beraadslaging van de Hoge Raad der Nederlanden niet in de Staatscourant is opgenomen. Het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden daarentegen wel maar hierin wordt niet gesproken over reservisten.
Bovenstaande handelswijze van de Hoge Raad roept wellicht de vraag op of het gebruik van reservisten niet de transparantie van de Hoge Raad in gevaar brengt. In uitspraken van de Hoge Raad zijn de reservisten niet opgenomen en de gerechtssecretaris laat zich niet uit over de aanwezigheid van reservisten in een zaak. Daarbij komt ook nog dat een reservist niet kan worden gewraakt. Begeeft de Hoge Raad zich hierdoor niet ook op glad ijs ten aanzien van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens? Het Europees Hof hecht namelijk ontzettend veel waarde aan het eerlijk proces begrip. De Hoge Raad voldoet hier gewoon aan, behalve, althans zo lijkt het, bij het gegeven van de reservisten.
De Hoge Raad behandelt het wrakingsverzoek op maandag 29 oktober 2018 om 11:00 uur. De zitting is openbaar.
[1] Het artikel luidt als volgt: “De overige leden van een kamer van de Hoge Raad zijn niet belast met de behandeling en beslissing van de zaak. Wel kunnen deze overige leden (de ‘reservisten’) met het oog op het bewaken van de rechtseenheid in de kamer deelnemen aan de beraadslaging over zaken in raadkamer. Zij nemen geen deel aan de hoofdelijke omvang als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De verplichting tot geheimhouding van hetgeen in de raadkamer over aanhangige zaken is geuit, als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie is onverkort op hen van toepassing.”
[2] https://www.njb.nl/Uploads/2018/10/Wrakingsverzoek.pdf
[3] https://www.mr-online.nl/belangenstrijd-hoge-raad-uitgesloten/