Intellectueel eigendomsrecht
Hoe zit dat nu eigenlijk?
Geschreven door Laura Hendriks & Shannon Janssen
Naar aanleiding van een casus bij Zuyd Legal Lab hebben we het een en ander uitgezocht over het zogenaamde intellectuele eigendomsrecht. Een rechtsgebied waar niet uitgebreid aandacht aan wordt gegeven op hogescholen en universiteiten. En dat is jammer, want er is veel om te doen. Maar wat is nu intellectueel eigendomsrecht?
Het intellectueel en industrieel eigendomsrecht
Het intellectuele eigendomsrecht omvat alles hetgeen gedefinieerd kan worden als een nieuw werk. Of dit nu een wetenschappelijke methode, een creatieve uitspatting of spontane uitvinding is. Vrije beschikking over een werk staat hierbij hoog in het vaandel. Men moet verderdenken dan alleen het auteursrecht als intellectueel eigendom. Onder deze overkoepelende term vallen namelijk ook: het octrooirecht, merkenrecht, handelsnaamrecht, kwekersrecht en modellenrecht.
Deze rechten zijn verder onder te verdelen in twee categorieën:
– Industrieel eigendom, waaronder uitvindingen (octrooien), merken, tekeningen en modellen van nijverheid en geografische aanduidingen;
– Auteursrechten waaronder werken van letterkunde en kunst vallen.
Het industriële eigendomsrecht regelt een aantal belangen van het bedrijfsleven. In het huidige burgerlijk recht worden de belangen van het bedrijfsleven nog niet voldoende beschermd. De ontbrekende bescherming wordt aangevuld door het stelsel van het handelsrecht. Verdere bescherming is verkregen door de onderwerpen die tot het industriële eigendomsrecht worden gerekend. Deze onderwerpen hebben gemeen dat zij op het gebied van de concurrentiestrijd liggen.
De intellectuele eigendomsrechten hebben alle gemeen dat zij de rechthebbenden een monopolie verschaffen. Dit wil zeggen; het alleenrecht om iets uit te voeren/te verkopen. Dit monopolie kan gezien worden als een beloning voor de inventieve/creatieve prestatie. Voor wat betreft het verkrijgen van intellectuele eigendomsrecht geldt steeds: Wie het eerst komt, wie het eerst maalt!
Slaafse nabootsing Binnen het intellectueel eigendomsrecht wordt het begrip ‘Slaafse nabootsing’ vaak genoemd. Slaafse nabootsing is het beste uit te leggen als het ongeoorloofd en onnodig namaken van andermans product of dienst. Het gaat hierbij om een onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). Het slaafse heeft met name betrekking op de uiterlijke aspecten van het aangeboden product. Het slaafs nabootsen kan gecombineerd zijn met een misleidende mededeling of vergelijkbare reclame.
Het profiteren van het nabootsen van iemands anders prestatie is op zichzelf niet onrechtmatig. Ook niet als de ander daar nadeel van ondervindt.
Wanneer kan dan wél tegen nabootsing opgetreden worden? Hiervoor moet voldaan worden aan de volgende drie eisen (eisen van ontoelaatbaarheid):
1. Het product dat nagebootst wordt neemt een eigen plaats op de desbetreffende markt in; het is onderscheidend;
2. De nabootsing leidt tot verwarring bij het publiek;
3. De nabootser had zonder de deugdelijkheid en bruikbaarheid van zijn product aan te tasten een andere weg in kunnen slaan; hij schiet tekort in zijn verplichting alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk is om te voorkomen dat door gelijkheid van beide producten verwarring ontstaat of vergroot wordt.
Wanneer is het nabootsen dan wel rechtvaardig? Onder andere wanneer de markt een standaardisatie verlangt, bijvoorbeeld de maatvoering of kleur. De nabootser kan in deze situatie niet zonder de deugdelijkheid en bruikbaarheid van zijn product aan te tasten een andere weg inslaan.
Voor alle intellectuele eigendomsrechten geldt tot slot het zogenoemde territorialiteitsbeginsel. Dit houdt in dat het intellectueel eigendomsrecht in beginsel slechts werking heeft binnen een bepaald nationaal of regionaal territoir.
Heeft u nog vragen naar aanleiding van bovenstaand stuk, aarzel dan niet om contact met ons kantoor op te nemen: tel. +31 (0)46 420 72 06 of per mail: legallab@zuyd.nl